Charlie Chaplin in Modern Times

Afbeeldingsresultaat voor site:ilocate.nl

Andere gevolgen van Taylors ideeën waren dat het bestuur en beheer van productieafdelingen over de hele industriële wereld verbeterde. Na de productie werden de administratie en de verkoop ook volgens zijn methoden benaderd. Verder werden allerlei normen ontwikkeld voor de productie maar ook voor de materialen. Planningstechnieken werden meer ontwikkeld en toegepast, met de bijbehorende voortgangscontrole. Actuele zaken als arbeidsstudies, arbeidskunde, functieomschrijvingen en -classificatie zijn rechtstreeks tot zijn ideeën terug te voeren. Taylor heeft de werkwijze in organisaties fundamenteel veranderd en is een belangrijke figuur in de geschiedenis van het vakgebied organisatiekunde .
In Europa was Henry Fayol (1841-1925) de eerste die een samenhan- Henryfayol gend stelsel van opvattingen ontwikkelde over de wijze waarop organisaties in hun geheel bestuurd zouden moeten worden. Zijn ervaringen als directeur van een mijnbouwmaatschappij brachten hem tot het formuleren van een theorie van het algemene management, dus de gehele organisatie betreffend. In dit opzicht wijkt hij dus af van Taylor, die zijn systeem opbouwde vanuit en voor de productieafdeling. Zijn theorie is tevens bedoeld voor andere vergaderruimte groningen typen organisaties dan industriële ondernemingen. Hij meende dat algemene principes geformuleerd konden worden die overal gelden waar mensen samenwerken en dat deze principes
als vak aangeleerd konden en ook moesten worden. Zijn Genera! Management-theorie was bedoeld als onderwijsmodel. Hij onderscheidde zes onafhankelijke managetnentgebieden: • technisch • commercieel • financieel • zeltbeschermend (hieronder verstaat hij veiligheid van mensen en eigendommen) • boekhouding • besturing De besturing zorgt voor de onderlinge samenhang op de overige gebieden. Deze besturing is uiteraard het belangrijkste onderdeel van de functie van managers en bestaat uit vijf taken: • plannen of vooruitzien: het opstellen van een actieplan voor de toekomst; • organiseren: de opbouw van de organisatie met mensen en middelen; • bevel voeren: ervoor zorgen dat mensen aan het werk blijven; • coördineren: het onderling afstemmen van de activiteiten; • controleren: erop toezien dat de resultaten in overeenstemming met het plan zijn.